Hepatitis C

 

Virus

 

Het hepatitis C virus is een enkelstrengs RNA-virus met een lipide envelop, behorend tot de Flaviviridae familie. Het virus werd pas in 1989 ontdekt en bleek de belangrijkste oorzaak van ‘posttransfusie non-A, non-B hepatitis’.1 In totaal zijn er 7 genotypes bekend (1 t/m 7), die verder onderverdeeld zijn in subtypes (a, b, c, …). Genotype 5 en 7 zijn niet verder onderverdeeld.2

Voorkomen en wijze van besmetting

 

Het virus wordt overgedragen via bloed-bloedcontact. Mannen die seks hebben met mannen kunnen ook seksueel HCV overdragen, waarschijnlijk door contact tussen geïnfecteerd bloed, sperma of rectaal vocht met (beschadigde) genitale slijmvliezen2.

 

Er zijn verschillende risicogroepen te onderscheiden:

  • Mannen die seks hebben met mannen (MSM). Het gaat met name om hiv-positieve mannen of hiv-negatieve mannen die PReP gebruiken. Niet alleen anale seks zorgt voor transmissie, ook het delen van glijmiddel of seksspeeltjes (waar microscopische bloeddeeltjes in kunnen zitten), fisten en chemseks (gebruiken van drugs tijdens de seks) zijn risicofactoren voor overdracht. De kans op overdracht bij vaginale seks is verwaarloosbaar.
  • Personen die drugs spuiten/hebben gespoten in het verleden. Door onveilig naald- of basepijpgebruik kan HCV worden overgedragen.
  • Personen die bloed(product)transfusies hebben ondergaan voordat de screening van bloedproducten werd ingevoerd (in Nederland in 1992). Ook medische of tandheelkundige ingrepen, met name hemodialyse, kunnen iatrogene HCV-transmissie veroorzaken.
  • Eerste generatie migranten uit endemische landen (HCV prevalentie ≥2%).
  • Personen die een tatoeage of piercing hebben laten zetten onder onhygiënische omstandigheden of in een endemisch land.
  • Kinderen geboren uit HCV-positieve moeders. De kans op perinatale transmissie is ongeveer 5%, maar is hoger bij een hogere virale load en hiv co-infectie.3 Borstvoeding is geen risicofactor voor transmissie.
  • (Para)medisch personeel (inclusief tandartsen) dat veel invasieve handelingen verricht (bv gynaecologen of thoraxchirurgen).

 

Wereldwijd wordt geschat dat 71 miljoen mensen zijn geïnfecteerd met chronische hepatitis C. In Nederland is de prevalentie 0,16%4 en komen vooral genotypes 1 en 3 voor.5

Symptomen en complicaties

 

De incubatieperiode van HCV is gemiddeld 7 weken (2-26 weken). Het merendeel van de acute infecties verloop asymptomatisch. Ongeveer 30-50% vermeld aspecifieke klachten zoals vermoeidheid, milde griepachtige symptomen, misselijkheid, donkere urine en/of verkleurde ontlasting en pijn in de buik. Bij minder dan 10% wordt dit gevolgd door icterus.2 Deze klachten gaan vaak vanzelf weer over. Zonder behandeling klaart 10-40% de infectie.6 De rest blijft chronisch geïnfecteerd.

 

Een chronische HCV infectie kan onbehandeld leiden tot ontwikkeling van fibrose, cirrose en hepatocellulair carcinoom (HCC). Ongeveer 15-30% ontwikkelt cirrose na 20-30 jaar. Risicofactoren zoals leeftijd, roken, alcoholgebruik en overgewicht dragen hier nog verder aan bij. Na ontwikkeling van cirrose bestaat er een jaarlijks risico van 2-4% op de ontwikkeling van leverfalen en/of HCC. Jaarlijks overlijden in Nederland zo’n 300-350 mensen aan de gevolgen van hepatitis C.2

 

Minstens 40% van de chronisch geïnfecteerden ontwikkelt ten minste één extrahepatische manifestatie.2 De voornaamste zijn gemengde cryoglobulinemie (huidafwijkingen en nierproblemen), hart- en vaatziekten (waaronder diabetes) en depressie. Andere extrahepatische verschijnselen zijn reumatologische problemen en B-cel lymfomen.

Behandeling en vaccinatie

 

Behandeling bestaat sinds 2014 uit interferonvrije therapie met direct acting antivirals (DAA’s). Met een kuur van gemiddeld 8-12 weken geneest >95% zonder noemenswaardige bijwerkingen. Sinds eind 2015 worden alle DAA’s voor alle chronisch geïnfecteerden in Nederland vergoed. Voor de huidige behandeladviezen kunt u de Nederlandse richtlijn raadplegen.7

 

Na het klaren of behandelen van de infectie blijven antilichamen levenslang aanwezig. Deze bieden echter geen beschermende immuniteit; men kan dus opnieuw geïnfecteerd raken met hepatitis C. Het percentage re-infecties is met name hoog onder MSM.2 Er bestaat geen vaccinatie die bescherming kan bieden tegen geïnfecteerd raken met hepatitis C.

Referenties

 

  1. Choo QL, Kuo G, Weiner AJ, Overby LR, Bradley DW, Houghton M. Isolation of a cDNA clone derived from a blood-borne non-A, non-B viral hepatitis genome. Science. 1989;244(4902):359-62.
  2. LCI richtlijn hepatitis C. Beschikbaar via: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/hepatitis-c (geraadpleegd op 30-04-2019).
  3. Zanetti AR et al. A prospective study on mother-to-infant transmission of hepatitis C virus. Intervirology. 1998;41(4-5):208-12.
  4. Koopsen J et al. Chronic hepatitis B and C infections in the Netherlands: estimated prevalence in risk groups and the general population. Epidemiol Infect. 2019;147:e147.
  5. Gower E, Estes C, Blach S, Razavi-Shearer K, Razavi H. Global epidemiology and genotype distribution of the hepatitis C virus infection. J Hepatol. 2014;61(1 Suppl):S45-57.
  6. Micallef JM, Kaldor JM, Dore GJ. Spontaneous viral clearance following acute hepatitis C infection: a systematic review of longitudinal studies. J Viral Hepat. 2006;13(1):34-41.
  7. HCV Richtsnoer (update maart 2019). Beschikbaar via: www.hcvrichtsnoer.nl (geraadpleegd op 01-05-2019).